In AutoCAD Electrical kunnen we verschillende componenten, zowel schematische als footprints, combineren omdat deze samenhoren. Wanneer we dit doen spreken we over een assembly. Een assembly zorgt ervoor dat in onze BoM meerdere componenten weergegeven worden, terwijl er maar 1 component in ons schema staat.
Bijvoorbeeld, alhoewel we enkel een zekering tekenen in ons schema, kan het ook nuttig zijn om de zekeringhouder mee in de BoM op te nemen.
Er zijn verschillende methodes om dit te bekomen in AutoCAD Electrical, we zullen de belangrijkste daarvan hieronder overlopen.
Item Numbering
Bij de project properties -> Components -> Component Options -> Item Numbering, kunnen we kiezen hoe assemblies weergegeven worden in onze BoM.
Met de optie 'Per-Component Basis' krijgt de volledige assembly 1 entry. De bijhorende elementen (zoals de zekeringhouder) worden aanvullend vermeld bij deze entry.
Met de optie 'Per-Part Number Basis' krijgt ieder element uit de assembly zijn eigen entry, en dan staan deze ook niet noodzakelijk bij elkaar in de BoM. Wanneer we een assembly maken door gebruik te maken van het ASSYCODE attribuut (zie hieronder) dan heeft deze optie geen effect.
Methode 1: Assemblycode, Assemblylist & Assemblyquantity
In de Catalog Browser heeft ieder component 3 attributen die gebruikt kunnen worden om zelf assemblies te maken. Via de edit mode van de Catalog Browser kunnen we deze wijzigen of we kunnen de catalogus opendoen met MS Access. Deze techniek werkt enkel met de default catalogus van AutoCAD Electrical. De default catalogus 'default_cat.mdb' kunnen we terugvinden in onze documenten folder "...\Documents\Acade 2025\AeData\en-US\Catalogs".
De assemblycode bevat een algemene code, die we zelf kunnen bepalen. Dit is de code waarmee we onze assembly aanduiden. Dit gaan we meestal invullen bij het component dat we ook willen weergeven in ons schema. Bvb: bij de Fuse "BUSSMANN KTN-R-10" kan je de assemblycode "KTN-R-10-30" invullen.
In de volgende stap gaan we deze code ook invullen bij het element dat we willen toevoegen wanneer we de fuse in een tekening plaatsen. Bvb: bij de Fuse Holder "BUSSMANN R25030-1CR" vul je de assemblycode in bij de assemblylist attribuut. Let op: het assemblylist attribuut is enkel zichtbaar wanneer we de catalog in MS Access opendoen of als we de edit mode gebruiken in de Catalog Browser.
Met het assemblyquantity attribuut kunnen we een component meerdere keren toevoegen. Als dit attribuut blanco is wordt er 1 element toegevoegd. Bvb. als we twee bouten willen toevoegen voor de fuseholder, dan kunnen we een element maken voor de bevestigingsbout, bij de assemblylist vul je ook de code "KTN-R-10-30" in en bij het assemblyquantity attribuut vul je 2 in.
Wanneer we een fuse in een elektrisch schema nu het catalogusnummer KTN-R-10 toekennen, wordt de BoM automatisch aangevuld met 1 Fuse Block en 2 bevestingsbouten. Dit kunnen we controleren met de 'Catalog Check' optie.
Een groot voordeel van deze methode is dat we aan meerdere componenten dezelfde assemblycode kunnen hangen. Zo kunnen we voor alle zekeringen met een rating van 10 tot 30 Ampère dezelfde fuseblock en bouten gebruiken. We moeten enkel bij deze zekeringen dezelfde assemblycode invullen.
Een nadeel is dat de elementen uit de assemblylist niet meer invidividueel geplaatst kunnen worden. Bij een category lookup worden alle componenten waarbij de assemblylist ingevuld is uitgefilterd. Maw, we kunnen deze niet meer toekennen aan een symbool. Verder hieronder zullen we een alternatieve methode zien waarmee we dit probleem kunnen omzeilen. Of je kan elementen ook dupliceren in de catalogus.
Een ander nadeel is dat we nu de Fuse holder en de bouten niet meer kunnen gebruiken in andere assembly. Dit kunnen we oplossen door de assemblycode als een textvalue attribuut te gebruiken.
Methode 2: Assemblycode als Textvalue attribuut
We kunnen de assemblycode en assemblylist attributen ook op een andere manier gebruiken. Net zoals met het textvalue attribuut kunnen we in de assemblycode schrijven welke componenten we willen toevoegen en hoeveel we van elk component willen toevoegen.
Bvb: bij de Fuse 'KTN-R-10' vullen we de assemblycode "2,BOUTM3;1,R25030" in. Het getal voor de comma is het aantal componenten die we willen toevoegen en de tekst na de comma is het assemblylist attribuut van het component die we willen toevoegen. Om meerdere componenten van elkaar te onderscheiden gebruiken we een puntcomma.
Bij de bouten en bij de fuse holder vullen we de assemblylist attributen in als "BOUTM3" en "R25030". De assemblyquantity laten we bij beide blanco.
Bij het testen zien we nu dat we een andere assemblycode krijgen, maar de catalog check heeft hetzelfde resultaat.
Het grote voordeel van deze methode is dat we nu dezelfde componenten in verschillende assemblies kunnen gebruiken. We moeten er wel voor zorgen dat we geen dubbele codes gebruiken voor het assemblylist attribuut.
Wel blijft het onmogelijk om deze componenten individueel te plaatsen. Met de volgende methode kunnen we dit omzeilen.
Methode 3: Multiple Catalog Assignment
Met deze methode kunnen we iedere assembly manueel samenstellen vanuit het Edit Component dialoogvenster. Dit is heel flexibel en werkt perfect als we met een tweede catalogus in het project willen werken. Net zoals de voorgaande methode is dit heel gemakkelijk te kopiëren naar andere componenten. In tegendeel tot de vorige methodes, we kunnen onze item numbering wel volgens 'Per-Part Number Basis' instellen.
Een nadeel van deze methode is dat dit veel tijd in beslag kan nemen en dit is niet compatibel met de assemblycode methodes hierboven.
We starten eerst door aan ons component de juiste catalogus referentie toe te kennen. Daarna gebruiken we de multiple catalog functie om de assembly componenten toe te voegen. In de catalogus zijn alle assemblycode en assemblylist attributen blanco.
In het Multiple Bill of Material Information venster kunnen we tot 99 componenten toevoegen aan ons hoofdcomponent. Voor ieder component kunnen we de volgende zaken instellen:
- Sequential Code: voor ieder nieuw component kiezen we de volgende waarde die beschikbaar is. Met de 'List' knop kunnen we een overzicht zien van alle componenten.
- Count: In de count waarde geven we op hoeveel keer dit component toegevoegd moet worden. We kunnen ook een unit nummer ingeven om sub-componenten bijeen te voegen.
- Table & Catalog Lookup: hiermee bepalen halen we het toe te voegen component uit de juiste tabel.
- Item Number: dit is de itemcode van dit component in onze BoM. Dit is enkel bruikbaar bij een 'Per-Part Number Basis' item nummering.
Bij een catalog check zien we dat de nodige componenten nu ook mee toegevoegd worden.
Methode 4: SymbolBuilder en Textvalue attribuut
Deze methode is een andere manier om een multiple catalog assignment toe te kennen. Hiermee kunnen we het manuele werk van deze methode verminderen. We moeten wel aanpassingen maken aan de symbolen in onze bibliotheek en dus is er meer voorbereiding nodig om deze methode efficiënt toe te kunnen passen.
Om deze methode te kunnen gebruiken moeten we eerst de block definitie van ons hoofdsymbool wijzigen. Dit kunnen we doen met de symbol builder. Deze vinden we terug bij het 'Other Tools' paneel in de 'Schematic' ribbon tab.
Met de Symbol Builder kunnen we bestaande symbolen uit onze bibliotheek wijzigen of kunnen we nieuwe symbolen maken en toevoegen aan de bibliotheek. In dit geval gaan we het bestaand VFU1 symbool wijzigen.
Voeg de volgende attribuut tags toe aan het symbool, zorg ervoor dat deze 'invisible' zijn:
- MFG01
- CAT01
- CNT01
- MFG02
- CAT02
- CNT02
Je kan op deze manier tot 99 keer de MFG, CAT en CNT attributen toevoegen aan een symbool.
Vervolgens wijzigen we het Textvalue attribuut van ons hoofdcomponent in de catalogus. Hier kunnen we telkens gescheiden door een puntcomma bepalen wat er in een attribuut van het schematisch symbool ingevuld moet worden. Zo vullen we de volgende de manufacturer, catalogusnummer en aantal in van ieder component dat we willen toevoegen aan de assembly:
MFG01=BUSSMANN;CAT01=R25030-1CR;CNT01=1;MFG02=GEOIT;CAT02=BEV-ISO 4014-M3x12;CNT02=2
als er al een textvalue staat, kunnen we deze laten staan en opnieuw met een puntcomma scheiden van de textvalue die we willen toevoegen.
Om dit te testen voegen we het nieuwe symbool toe en kennen we het catalogusnummer "KTN-R-10" toe. Zodra we dit gedaan hebben zien we dat er meerdere andere items toegevoegd zijn.
Als we nog itemcodes willen toevoegen kunnen we dat manueel met de 'Multiple Catalog' functie doen.
Veel plezier !!!
Volg onze opleidingskalender voor meer informatie over AutoCAD Electrical.